Naar hoofdinhoud
Théâtre National Wallonie-Bruxelles

Michèle Anne De Mey

© Gaspard Pauwels

Er was thuis altijd veel muziek. De vader van Thierry en Michèle-Anne was vertegenwoordiger voor een platenlabel.

Het dansvirus doet ze op tijdens de parochiefeesten op school: koorzang, volksdansen, majorettes enz. Ze reageert er heel enthousiast en gul op en leert het belang van de uitwisseling met anderen en van de eigen inzet. Het genot van de door en door gemotiveerde amateurkunstenaar gaat vanaf dan instinctmatig op zoek naar het plezier van de welwillende toeschouwer.

Ondanks hun bescheiden inkomen geven haar ouders gevolg aan de verzoeken en de gaven van hun kind. Ze schrijven haar in voor de nogal dure danscursus van Annie Flore, waar Michèle-Anne kennismaakt met ballet, modern dance en tapdansen. Daar raakt ze op 13-jarige leeftijd voor het leven bevriend met Anne Teresa de Keersmaeker, met wie ze naderhand ook les volgt bij Lilian Lambert. Met twee jaar verschil beleven beide vriendinnen ook het avontuur van de Mudra-school, waar Michèle Annes broer Thierry al drie jaar eerder is toegelaten.

Maurice Béjart was wars van hokjesgeest en wilde de jonge dansers opleiden tot totaalkunstenaars: dansers, acteurs, zangers … Daar ligt de kiem van de nieuwe hedendaagse benadering van een vertolker die alles kan, tot aan creëren toe.

Fernand Schirren, docent ritme, en Alfons Goris, die toneelspel onderwees, zijn de begeleiders in dat leerproces. Michèle-Anne en Anne Teresa werken een eerste keer samen voor een schoolvoorstelling, La Lettre. Er volgen nog tal van samenwerkingen, nu eens in een choreografie van de ene (Fase, Rosas …), dan weer van de andere (Ballatan, Face à face …).

Allebei vinden ze dat ze elkaar aanvullen: Anne Teresa heeft meer aandacht voor de structuur van de muziekcompositie, Michèle Anne laat zich meer leiden door dramaturgie en fictie; de eerste heeft meer wilskracht, de laatste is contemplatiever.

Ze delen ook een – bijzonder utopische – droom: samen een gezelschap oprichten waar de Vlaamse en de Franstalige beurtelings voorstellingen creëren.

De twee gemeenschappen hebben hen uit elkaar getrokken.

Dan doet Théâtre Varia Michèle Anne een voorstel: het triumviraat Sireuil/Dezoteux/Delval nodigt haar uit om zitting te komen nemen in het artistiek comité. Ze kan er vier jaar lang werk ontwikkelen en krijgt de beschikking over een onderzoeks- en repetitieruimte: de Studio Saint-Josse. Daarna komt de ambivalente uitdaging om mee leiding te geven aan Charleroi Danses. De eerste vijf jaren zijn een opeenvolging van interessante en blije ervaringen. De zes daaropvolgende jaren zijn een beproevende nachtmerrie waar ze liever niet over uitweidt.

Een nieuw leven dient zich aan in 2011, dankzij een workshop die dans (Michèle-Anne), theater (Transquinquennal) en film (Jaco Van Dormael) bij elkaar wil brengen. Daniel Cordova geeft hun carte blanche bij Manège.mons. Ze maken er eerst Kiss and Cry en Cold blood (2015) en weldra Amor. Bovenal betekent het de totstandkoming van een ‘transdisciplinair’ collectief met een bijzondere werking: eerst kan iedereen (inclusief de scenografen, de video- en lichtontwerpers) zijn zeg doen, dan concentreert eenieder zich op zijn of haar specialisme en, in de laatste rechte lijn, maakt iedereen samen de hele voorstelling.

Allen zijn het erover eens dat dankzij dit proces een taal is uitgevonden. Een taal die een beroep doet op de ‘nanodans’ – het live projecteren op een groot scherm van de kleinste bewegingen van bepaalde lichaamsdelen, zoals de vingers. En, vooral, een taal die voortvloeit uit een zeldzaam hechte complementariteit van cameratechniek en live aanwezigheid van de vertolker op het toneel.

foto van Gaspard Pauwels

© Gloria Scorier