Naar hoofdinhoud
Théâtre National Wallonie-Bruxelles

Eerlijke man

L'attentat / Vincent Hennebicq / interview, deel III

© Jean-François Ravagnan

Je ontmoette de prachtige Palestijnse acteur Nasser Atta via een casting. Is de keuze snel op hem gevallen?

Ja, onmiddellijk. Daarna ben ik me gaan afvragen hoe ik hem in het Arabisch zou regisseren, want ik spreek die taal niet. Ik heb mijn regie daarom voornamelijk afgestemd op het tempo, de intenties, wat ik opving in zijn ogen, in zijn energie, zijn muzikaliteit, zijn rust ... En aangezien we er geen doekjes om winden dat hij een echte Palestijnse acteur is, wou ik ook dat hij niet zou ‘spelen’, dat je echt het gevoel zou krijgen dat je iets deelt met iemand die niet staat te acteren op een toneel. Dat laatste was het geval geweest met een acteur die zich had moeten inleven in de rol, omdat hij zijn interpretatie door zijn spel had moeten rechtvaardigen. Hier is van rechtvaardiging geen sprake. Als je Atta accepteert, accepteer je alles en hoeft hij niet te acteren of over te acteren.

De voorstelling is handig doorweven met poëzie van Mahmoud Darwish. Hoe bent u in aanraking gekomen met het werk van deze Palestijnse auteur?

Ik heb zijn poëzie een paar jaar geleden ontdekt en ik heb zijn bundels meteen verslonden. Het fascinerende met Darwish’ poëzie vind ik dat je er soms zo een zin kan uithalen ... Er gaat achter elk woord zoveel schuil dat je maar een enkele zin hoeft te citeren en het raakt je zo diep! Mij in elk geval. Wat me fascineert is de manier waarop hij over de wonden praat, hoe hij over het conflict praat zonder er expliciet naar te verwijzen. Hij zal het dan bijvoorbeeld over de natuur hebben. Hij heeft enorm veel gedichten over de natuur geschreven. Gedichten over brood, over tarwe, over de koffie van zijn moeder. En wat betreft die cultuur, die de onze niet is: hij heeft een manier om er ons met heel weinig woorden toch toegang toe te verschaffen...Waar ik ook zo van hou is dat ze in het Arabisch altijd in metaforen spreken. Alles heeft een betekenis. Zelfs de voornamen. Zo betekent Amine ‘eerlijke man’, ‘hij die veilig is’. Een van de opgetekende getuigenissen begint met deze woorden: ‘Amine, we zijn niet allemaal “aménines”...’ Lees: ‘Beste vriend, we zijn niet allemaal in veiligheid en eerlijk, zoals jij, zoals je naam aangeeft.’ Dat is ongelooflijk krachtig. En dat kun je in het Frans niet vertalen. Hetzelfde geldt voor het poëtische aspect. Een van zijn gedichten raakt me echt diep: ‘geconfronteerd met de kloof van de tijd verbouwen we hoop, zoals gevangenen, zoals werklozen.’ De manier waarop hij ‘verbouwen’ gebruikt: in de zin van land dat je verbouwt, tarwe dat je verbouwt ... En ook het idee van werk is erin verweven! Ik vind dat heel mooi.

Dezelfde vraag over ‘Kelmti Horra’, het lied van Emel Mathlouti dat in de voorstelling te horen is. Wie is ze?

Ze is een Tunesische zangeres. Aanvankelijk wilden we een Arabischsprekende zangeres in de voorstelling. Maar door allerlei toevalligheden is daar niets van gekomen. Ik hield van dat nummer, ‘Kelmti Horra’. Emel Mathlouti heeft het lied onder meer gezongen tijdens de uitreiking van de Nobelprijs voor de Vrede in 2015. Ze vertolkte dit militante, bijna revolutionaire lied dat tijdens de Arabische Lente veel bij demonstraties werd gezongen. En ze zingt dat voor het Zweeds koningspaar en voor een heleboel politici – zeg maar voor de machtigen der wereld. Dat is ongelooflijk mooi. Ik hou ook veel van het lied omdat er geen einde in zit. Het is een pleidooi voor de toekomst, een lied dat ideeën omarmt die niet zullen sterven ...

 

L'attentat / Vincent Hennebicq / interview

  •  
© Gloria Scorier